Een visioen over de hemel | Thomas De Witt Talmage

“Een visioen over de hemel”

__________________________

(Dr. Talmage)
Foto Dr. Talmage
Dr. Thomas De Witt Talmage
(1832–1902) Amerika

 

Soms zijn er mensen die belangrijke dromen hebben
Deze morgen had ik zo’n droom.
Het was ongeveer half zes en het begon al licht te worden. Het was een droom die mij van Godswege gegeven werd, een droom over de Hemel.
Vanmorgen was ik dus in de geest in de Hemel. Zojuist ben ik daarvan teruggekeerd. Hoe ik in die zonnestad kwam weet ik zelf niet. Ik herinner me slechts hoe ik opeens in één van de hoofdstra­ten stond. De lucht was zo rein, zo vol aangename geuren, van licht en muziek, dat ik niet wist welke kant ik op zou gaan, tot dat ik plotseling een hemels wezen naar mij toe kwam, die mij aansprak en aanbood om mij rond te leiden in deze hemelse wereld.
JPEG_ Engel stad
Ik vroeg mijn hemelse gids hoe lang hij reeds in die hemelse streken verbleef. “Naar de aardse kalender gerekend 32 jaar”, kreeg ik ten antwoord.

De naam van dit verheerlijkte wezen kwam ik niet te weten, maar uit de tederheid en liefde en belangstelling die deze engel mij bij de rondleiding betoonde, maakte ik op, dat het mijn moeder moest zijn, die 32 jaar geleden van ons was heen gegaan. Haar ouderdom, haar zwakte en haar vermoeide trek­ken waren verdwenen, maar ik meende dat zij het was.

Omdat ik slechts een bezoek bracht aan de hemelse stad en daar nog geen woning betrokken had, kon ik de stad alleen maar gedeeltelijk zien. Heel even keek ik naar binnen in de grote tempel. Men zegt wel eens, dat er in de hemel geen kerken meer zouden zijn. Maar toch heeft Johannes gelijk, als hij in zijn visioen, over de tempel van mijn God spreekt. (Zie Openb.3:12)
Vanmorgen heb ik deze gezien en zou wel willen zeggen dat het de grootste kerk van de wereld is, zo groot als bijna alle kerkgebouwen op aarde bij elkaar. Nog nooit zag ik zoveel mensen tezamen.

Hun kleding en hoofdbedekking trok mijn aandacht. Wit was hier de mode. Allen waren in het wit gekleed, op één na. En de hoofdbedekking bestond uit een geurige krans van rozen, lelies en reseda’s, vermengd met groenen bladeren, die in de Koninklijke tuin geplukt waren en met gouden linten tezamen gebonden waren.

Ik zag een hele rij jonge mannen, die aan hun rechterhand een opvallende grote gouden ring droegen. Op mijn vraag waarom zij die gouden ring droegen, antwoordde de engel mij: “Dat waren allemaal verloren zonen, die de wereldse begeerten de rug toekeerden en het Vaderhuis en de verheugde Vader zei: “Doe hem een ring aan zijn rechterhand!“ (vgl. Luc.15:22)

Ik vermelde zoeven, dat onder hen die in het wit gekleed waren er één was die een uitzondering vormde. Dat was Hij die in deze tempel presideerde. Hij is de verstandigste, de machtigste en tevens de meest liefdevolle Hoofdpersoon. Zijn gelaat was van een gebiedende mannelijke schoonheid, die men bij benadering niet kan beschrijven. Ook was Hij zeer welbespraakt, zonder dat daarbij maar één nutteloos woord was. Iedere zin was een daad en bracht een handeling voort. Zijn kleed was veelkleurig.
Het sprak van het bloedbad, waar Hij doorheen was gegaan, en toch was het niet afstotelijk (Vgl. Jes.34:6). Ik vroeg de engel: “Wat is dat voor een gewaad dat Hij draagt?” Ik kreeg ten antwoord: ”Het is geverfd in Bozra.” (Jes.63:1-2) (Bozra: donkerrood)

(Jes.63:1:2) “Wie is het, die van Edom komt met in helrode klederen van Bozra? Deze, Die versierd is in Zijn gewaad, Die voorttrekt in grote kracht? Ik ben het, Die in gerechtigheid spreekt, Die machtig ben te verlossen.”

Nu begon de hemelse gebeden, de lofzang en de aanbidding in de Geest. Het was geen gewone beurtzang, zoals men die van onze kerkdiensten kent. Neen, de innigheid alsmede de machtige volheid van de Geest, die zich hier openbaarde, was iets heel anders en het was overweldigend. Hoewel ik de meeste grote redenaars heb gehoord, kon men deze er niet mee vergelijken.

Ik vroeg mijn engel: “Wie staat daar met de harp?” – “Dat is David”, kreeg ik ten antwoord.

“En wie blaast daar op de trompet?” – “Gabriël”, antwoordde hij.

“Wie bespeelt daar het orgel zo wonderbaar?” – “Handel” (Net als Beethoven en Mozart was Handel een componist met een orgel als muziek instrument)

De muziek ruiste verder, totdat ze eindigde in de lofzang, die de Heiland groot maakt. En allen vielen in aanbidding neer bij het loflied: “Waardig is het Lam, dat geslacht werd…”

Overweldigd door deze machtige symfonie fluisterde ik mijn gids toe: “Laten wij weggaan! Dat wordt te veel voor een sterveling zoals ik ben. Ik kan het niet langer verdragen!”

Toen ik mij wilde omkeren bemerkte ik op de treden van het altaar een tranenkruik, gelijkend op die, welke ik reeds op aarde in een museum had gezien. Deze tranenkruik was niet van klei, zoals de Oosterlingen gebruiken, integendeel, zijn vele kleuren glansden mij tegen en het was hoog en heel groot. Toen ik de engel naar de betekenis van de kruik vroeg, zei deze: “Weet ge dat niet?” Dat is de kruik waarvan David spreekt in (Psalm 56 vers 9): “Doe mijn tranen in Uw kruik…”

“De kruik is vol tranen van berouw, tranen van verdriet om een scheiding, tranen van medelijden, tranen van vreugde en lijden uit vele eeuwen.” Toen zag ik in, hoe Jezus meevoelt met ons aardse verdriet.

Toen wij de tempel verlieten zag ik langs de met beelden versierde muren gouden schalen staan. “Waarom worden die gouden schalen hier neergezet? Het lijkt wel alsof ze pas zoeven gevuld werden.” Hierop antwoordde de engel mij: “Zojuist is de week van gebed geëindigd.”

Er werd meer gebeden dan gewoonlijk het geval is. En deze nieuwe schalen, die daarnet werden neergezet, zijn de schalen, waarvan de Bijbel spreekt als van de “gouden schalen, vol reukwerk; zijnde de gebeden der heiligen.” (Openb.5:8)

Toen vroeg ik verder: “Is het dan mogelijk dat de gebeden van de aarde zoveel waarde hebben, dat ze in de hemelse vormen worden omgezet?”

De engel antwoordde: “Oh, er is niets wat de hemel zo in beweging kan brengen dan de gebeden op aarde. Met het oog op hun oneindige hoeveelheid worden zij voor Jezus uitgestald. Hij kan ze niet vergeten, want ze staan tot aan het einde der wereld voor Hem.”

Nu liepen we de straat uit naar beneden en kwamen langs een groot plein, het ”Plein der martelaren” genaamd. Daar zagen wij voor de ramen de zielen zitten van hen, die op aarde door het water en het vuur waren gegaan, die gemarteld en gedood werden.

Wij zagen Johannes Huss, wiens as na het besluit van het Concilie te Costnitz in de rivier werd geworpen, de Rogers, die zijn handen in het vuur baadde alsof het water was. Daar was Polycarpus, die indertijd door een speer gedood moest worden omdat de vlammen weigerden hem om te brengen. Daar was de martelaar Leonh Kaiser. Daar waren al de Hugonoten, die in Frankrijk in de Bartholomeus nacht vermoord waren, de Camissarden, de Waldenzen, al de ontelbare, die door de Inquisitie en het Communisme zijn omgebracht. Zij hadden vele litteken, maar hun litteken glansden en overwinning straalde uit hun ogen. Zij waren in blinkend wit gekleed.

Wij kwamen langs de dichters van liederen en herkenden enkele van de oude Evangelie zangers: Paul Gerhardt, Albert Knap, Karl Gerok en vele anderen. “Daar is Philipp Sitta”, zei mijn gids. Hij vroeg, of de door hem gedichte liederen nog altijd op aarde gezongen werden. Ik bevestigde hem, dat ze nog altijd gezongen werden en de gelovigen tot lof en aanbidding brachten.

Terwijl wij samen spraken toonde hij mij een andere heilige zanger en zei: “Dat is Charles Wesley, die op aarde tot een andere kerk behoorde dan ik, nu zijn wij echter allen leden van dezelfde kerk in de tempel van God en van het Lam.”

Velen, die deze bladzijden lezen, zouden misschien kunnen vragen: “Heeft u daar ook kinderen gezien? Is hen nog iets aan te zien van hun laatste ziekte?” – “Ja, ik heb daar ook kinderen gezien, maar er was niets meer te bemerken van hun lijden, hun bleekheid, hun koorts hun hoesten, enz. Zij zijn allemaal gezond en blij, zingen en springen in eeuwige blijmoedigheid.”

Ook bij de volwassenen, voor zover zij Gods kinderen waren en zalig heengingen, vindt men niets meer van t.b.c., tyfus, beroertes of dergelijke ziekten. Zij zeiden alleen, dat hun familie toch niet meer over hen behoort te treuren, want hun geluk en zaligheid zijn hier oneindig groot. Het was immers nog maar een kwestie van tijd en dan zou ook hun leven op aarde een einde nemen. Daarom moesten zij zich allereerst en voor alles bekeren tot Jezus, en het voor ons allen volbrachte heil dat in de verlossing gelegen is, in het geloof aanvaarden, opdat ook zij het wonderbare Rijk van licht en liefde zouden kunnen binnengaan; want “..niemand komt tot de Vader dan door Mij” zegt Jezus.

Het was buitengewoon interessant voor mij om te ontdekken, dat kinderen die ik op aarde had gekend maar die reeds tientallen jaren geleden gestorven waren, daar gegroeid zijn en tot volle ontwikkeling zijn gekomen. Ook mensen, die op hoge leeftijd en met een zwak lichaam gestorven zijn, leven hier, bevrijd van alle verval en zonder aan eerbiedwaardigheid in te boeten, verjongd en in het bezit van alle lichamelijke en geestelijke krachten en zelfs met de elasticiteit van een kind, een zonnig bestaan.

Als iemand mij vraagt wat ik in de hemel de meeste indruk op mij heeft gemaakt, dan moet ik zeggen, dat mij het allermeest is opgevallen dat de verhoudingen daar het omgekeerde zijn dan die van alle aardse verhoudingen. Meermalen zag ik, dat de mooiste gebouwen en bezittingen bewoond werden door degene, die een goddeloze vader of een slechte moeder hadden gehad en in wier aderen het bloed van misschien wel tien goddeloze geslachten vloeide en in wier lichaam de aanleg tot alle slechte begeerten en Boze neigingen aanwezig was. Maar zij hadden de arm van God gegrepen en om bijzondere genade gebeden. Zij hadden 7 duivelen in zich en 70 buiten zich bestreden en werden gewassen in het bloed van het lam. Hoe verschrikkelijker hun strijd was, des te volmaakter en heerlijker was hun overwinning. Aldus namen zij een veel hogere plaats in dan degene, die goede ouders hadden gehad en nauwelijks anders dan goed konden zijn, omdat het voorgeslacht door hun vroomheid en goed zijn had gezorgd voor een bevoorrechte erfelijke aanleg.

Toen ik dit zag, zei ik tot mijn gids: “Dat is juist! Hoe zwaarder de strijd, des te heerlijker het loon.” Toen wees ik op één van de mooiste met pilaren en torens versierde gebouwen en vroeg wie daarin woonde. Ik kreeg ten antwoord: “De weduwe die de 2 penningen gaf.”

“En wie woont hier?”“De berouwvolle zondaar tot wie Jezus zei: “Heden nog zult gij met mij in het Paradijs zijn.”

“En van wie is die woning daar?” – “Van de blinde bedelaar, die aan de Heer Jezus vroeg of hij ziende mocht worden.”

Vervolgens informeerde ik naar enige personen van naam, die in christelijke kringen bekendheid genoten hadden. Maar niemand kon iets over hen meedelen. Zelfs hun naam stond niet eenmaal in het adresboek van het nieuwe Jeruzalem vermeld. Ik vreesde daarom dat sommigen van hen helemaal niet binnengekomen zijn.

Velen, die door Gods goedheid eens op aarde vele gaven en talenten hadden ontvangen, leefden in een achteraf-straatje van de hemel, terwijl anderen, die – zoals de Bijbel zegt – slechts één pond was toevertrouwd, in heerlijke huizen woonden, die tegenover het Koninklijk park zijn gelegen. Achter hun huis lagen uitgebreide weiden, rijk aan bloemen, die afliepen naar een kristallen rivier. Bij hen vertoeft de hoogste adel van de hemel als gasten aan tafel, en het “witte paard” van degene, die het hemelse ruiterkorps aanvoert, rust op met bloemen bezaaide weiden. Een volkomen ommekeer en waardeverandering van alle aardse toestanden!

Zo wordt het sociale leven in de hemel gemeten en gewaardeerd naar de strijd en overwinning hier op aarde, dus daarnaar, hoe wij de ons toevertrouwde gaven tot eer van God en tot redding van onze naasten gebruikt hebben, wat natuurlijk alleen mogelijk is door duidelijke eigen bekering en een groeien in de heiliging.

Toe ik door de straten ging leerde ik voor het eerst verstaan en naar waarde schatten, wat Paulus tegen Timotheus zei: “Lijden wij met Hem, dan zullen wij ook met Hem heersen.”

Ik was verbaasd, dat de groten van de hemel mensen waren, die in belangrijke mate leed gedragen hadden. Wat had David geleden onder de jarenlange vervolging van Saul en later door Absaloms onvriendelijke gedrag, alsook Ahitophels verraad en de ontrouw van het volk. Ezechiël, die in gevangenschap werd gevoerd, was eveneens een groot lijder. Paulus met zijn vele littekens en de schipbreuk op de Middellandse zee en in gevangenis was een man die groot was in het lijden. Alle apostelen, met uitzondering van Johannes, stierven op geweldadige wijze: met knotsen doodgeslagen, gestenigd, gekruisigd of door het gepeupel dood gemarteld of onthoofd waren. Zo was het einde van allen die groot waren in de hemel. Onder hen bevonden zich meer vrouwen dan mannen.

Felicitas en Cecilia, Agnes en Agathe en Lucia, leden om Jezus wil. Evenals vele vrouwen van wie niemand iets afwist, dan alleen hun naaste omgeving. Koninginnen van de naald, de bezem, de schrobber, de wastobbe en de koestal. Zij allen werden beloond naarmate zij de Heer trouw waren en hun werk goed gedaan hebben, of zij nu de tafel moesten dekken en moeten bedienen, of dat zij een natie regeren hadden, of zij nu keizerin waren of melkmeisje.

Toen ik dat alles in mijn droom zag raakte ik er niet over uitgedacht, dat velen van hen die op aarde het minst in tel waren, ja, dat velen, voor wie op aarde alles scheen te mislukken, in de hemel het aller- grootste succes hadden.

B_3_Engel
A_Jzs_knaap

Toen wij langs een van de grootste lanen in de hemel liepen ontmoeten wij een gezelschap; hun gezichten en kleding glansden zo, dat ik mijn hand voor de ogen moest houden, omdat ik de glans niet kon verdragen. Ik wendde mij tot de engel met de vraag: “Zeg mij toch, wie zijn deze stralende wezens?” Hij antwoordde: “Dat zijn degenen die uit de grote verdrukking gekomen zijn en die hun klederen gewassen hebben in het bloed van het Lam!” (Openb.6:11)

Bij mijn tocht door de hemelse stad werden mij duizend dingen duidelijk, waaromtrent ik tot nu toe op aarde geen duidelijk inzicht had. Toen ik het verheven en alles overtreffende geluk zag van hen, die hier op aarde hadden geleden tengevolge van ziekte, verlies van bezittingen en van degenen die hen lief waren, en die geleden hadden door gebrek aan geld, vervolgingen en beproevingen omwille van het geloof, zei ik: “God heeft het eindelijk wel gemaakt met hen. Het overgrote geluk in de hemel weegt ruimschoots op tegen de moeilijkheden op aarde.”

“Maar nu moet ik gaan”, zei ik tegen mijn engel. “Op aarde is het zondag en daarom moet ik heden het kostbare evangelie verkondigen en de mensen vertellen over de heerlijkheid van de hemel, zoals ik die nu heb gezien en gehoord. Ik dank u voor alles wat u mij hebt laten zien. Ik weet, dat ik slechts een deel van de hemel heb gezien, maar op grond van de verzoenende genade van onze Heer Jezus Christus hoop ik terug te komen. Het gaat u goed!“

Toen ging ik langs de tronen van de overwinnaars en tussen de wagens van het heil door, langs de vensters van agaat en onder triomfbogen door, die voor de terugkerende overwinnaars waren opgericht. Toen ik bij de muren met hun torens kwam, schitterden smaragden, saffieren, amethisten en allerlei soorten edelstenen mij zo geweldig tegen, dat ik van al die pracht gewoonweg beefde. Toen hoorde ik hoe een grendel werd weggeschoven en een klink werd opgelicht, waarna er een poort openging. Alles was van parelen. Overweldigd door deze pracht ging ik de poort door en zonk steeds dieper en dieper door het heelal, tot ik tenslotte de stad zag, waarin ik hier op aarde woon, en totdat de zon zo krachtig door het raam op mijn hoofdkussen scheen, dat mijn ogen het voelden, en ik – er helemaal verbaasd over waar ik nu was en wat ik had gezien – ontwaakte…!

Deze belevenis is een enorm belangrijke les voor mij, die ik hierbij moet doorgeven, onverschillig of men deze nu aanneemt en behartigt of niet.

De eerste logische gevolgtrekking uit deze droom is: Geef nog heden uw leven onvoorwaardelijk over aan de Heer Jezus Christus! Belijd Hem alle schuld en zonde in uw leven: uw leugens, alle betweterij ten opzichte van familie en vreemden, uw onoprechtheid, uw gebondenheid in seksueel opzicht dat u steeds weer goed praat, de afstand tussen u en God waarin u tot dusver maar lichtzinnig verder leefde! Ja, erken dat u een zondaar bent voor het aangezicht van de eeuwige God, opdat u leert verstaan wat de Heer Jezus Christus in Zijn plaatsvervangend offer aan het kruis voor u heeft volbracht; want… niemand kan voor de levende God bestaan of de hemel binnengaan dan alleen door Jezus Christus! Hij is de weg, de waarheid en het leven!

Ten tweede: Door dagelijks oprecht te bidden en door een vrome wandel zal u zoveel kracht van God worden gegeven, dat u – zo niet dadelijk, dan toch te zijner tijd – alle verdriet, beledigingen, nood beproevingen en zelfs vervolgingen, geduldig en blij kunt dragen, terwijl ze op de juiste wijze gedragen, u in de hemel ongekende kostbare beloningen garanderen. Iedere kwelling die het lichaam pijn veroorzaakt, elke leugen die er van u wordt verteld, alles, wat u in het leven wordt onthouden, moet ge als navolger van Jezus zachtmoedig dragen, wil het u in de hemel worden toegerekend. Wanneer u het tot iets wilt brengen in de hemel en bij het beste gezelschap wilt behoren en u daar thuis wilt voelen, dan moet u “door lijden volmaakt worden.”

De enige aardse munt, die wij bij het binnengaan van de hemel kunnen laten zien, is het zilver van heilige tranen. Hij die het meest heeft verdragen zit in de hemel op de hoogste plaats. Het is Jezus, uit de stal van Bethlehem, uit het gerechtsgebouw van Pilatus en van het bloedig vloekhout op Golgoltha.

Wie kan het verstaan wat Jezus geleden heeft om onze zielen te redden van de hel? U met uw gebroken hart en uw verijdelde plannen, u die uw bezit hebt verloren en wiens leven ontspoord is, troost u met hetgeen ik in mijn droom heb gezien.

Begin daarom nog heden met een leven van gebed en boete, en van geloof in Jezus Christus, die vanuit de hemel op aarde is gekomen om ons van de aarde naar de hemel te brengen.

.

scan_B
____________

* * *

Dr. Talmage
Met toestemming overgenomen
Vertaling: J.S. Vlietstra
Uitgave 1969 “VISIE” Nederland

_____


Noot

Bij de overgang worden de gedachten van bekeerlingen (engelen) na 40 jaar volkomen uitgewist. Wie dan uit de geest Wederom geboren is, en dus een Zoon van God de Vader is geworden, diens gedachten zullen tot in eeuwigheid niet worden uitgewist.

Er worden op Aarde zowel engelen als Zonen Gods geboren

De belangrijkste waarheid die ik de lezer wil meegeven, is deze: Wie het leven heeft afgelegd en voordien niet door de Vuurproef (Openb.12:2) van de Wedergeboorte is gegaan, die wordt een engel. Hiermee is tevens ook aan zeer velen de vraag beantwoord: “Waar komen al de engelen vandaan?”

Zie: (Joh.1:12) “Doch allen die Hem hebben aangenomen, hun heeft hij macht gegeven om kinderen (Zonen Gods) te worden.”

Mattheüs de schrijver, niet te verwarren met Mattheüs de tollenaar, vertaalde “Zonen” naar kinderen. Maar dat heeft Jezus niet gezegd. Want een Zoon Gods is geen kind meer.

Er zijn behalve de aarde nog eens meer dan tweehonderd miljoen aardbol­len met mensen erop. Al voor Adam en Eva waren er in het Hemelrijk vele ontelbare Engelen van elke rangorde. Immers 1/7de (i.p.v. 1/3de) van al de engelen waren gevallen nog voordat de mens op aarde was.

De mensen van de planeet aarde hebben echter een onvoorstelbaar groot voor­recht dat geen enkel ander planeet nooit heeft gekend en tot de grootste en laatste Opwekking ook nooit meer zal voorkomen. Namelijk de Wedergeboorte uit de geest. Het behalen van het Zoonschap Gods. Van al de aardbollen in het uitgestrekte universum met mensen erop, is er niet één bij waar mensen uit de geest Wederom geboren kunnen worden wat alleen op deze Aarde mogelijk is. Al degene die alleen maar hun hart bekeerd hebben worden engelen.

De Vuurproef van de Wedergeboorte is alleen op aarde te behalen. Deze ervaring blijft mogelijk, totdat Jezus de Zijnen met de Opname heeft opgehaald.

(Jakob Lorber “Woorden van Jezus” blz.9) “Zoek het grote (Wedergeboorte) dat is Mijn Rijk, dan zal u ook het kleine van deze wereld ten deel vallen. Maar wanneer u zoekt naar het kleine, dan zoudt u het grote niet waard geacht kunnen worden.”
Wie alleen maar genoegen neemt met een bekering, zonder ­uit de geest Wederom geboren te zijn, die wordt een engel. Want zo moet U ook weten, dat er in de Hemelen Gods geen verandering meer mogelijk is of kan plaatsvinden. Wat op aarde is behaald, dat is uw geestelijke gesteldheid en niveau tot in eeuwigheid.

Zie: (Marc.12:25.) “..maar zij zijn als engelen in de hemelen.”

Talmage vroeg zijn gids hoe lang hij reeds in die hemelse streken verbleef. “Naar de aardse kalender gerekend 32 jaar”, kreeg ik ten antwoord.
De naam van dit verheerlijkte wezen kwam ik niet te weten, maar uit de tederheid en liefde en belangstelling die deze engel mij bij de rondleiding betoonde, maakte ik op, dat het mijn moeder moest zijn, die 32 jaar geleden van ons was heen gegaan. Haar ouderdom, haar zwakte en haar vermoeide trek­ken waren verdwenen, maar ik meende dat zij het was.

De Evangelist Talmage spreekt van een engel die hem in de Hemel rondleidde. Volgens zijn inzicht moest dit hemelse wezen zijn moeder zijn geweest en zij is een engel!

Het bijzondere was, dat zij haar kind al niet meer herkende. Dat hij zijn moeder wel herkende was vanwege het feit dat bij hem nog niets van zijn gedachten was gewist. Maar zal, zonder de Vuurproef vooraf, al gauw ook niets meer van zijn familie weten, laat staan dat hij hun nog zou kunnen herkennen. De geest van de engel zelf had op aarde een vrouwengedaante, maar was al zover in de Heiliging bevorderd, dat de engel een zekere kracht uitstraalde, die de Voorganger bewoog te denken dat zijn gids een man was.
Talmage zag zijn eigen moeder aan als een engel, en wel zodanig, dat hij niet “zij”, maar haar als “hij” aansprak. Hij zag deze engel aan als een mannelijk wezen, terwijl deze zijn moeder was. Dit vermoeden moet hem door de Heer zijn ingegeven.

_____

Laat u dit gezegd worden:
“Wie niet voortijd uit de geest Wederom geboren wordt, die wordt een engel!”
(Luc.20:34-36) “..immers, zij zijn aan de engelen gelijk.”
(Matth.22:30) “..maar zij zijn als de engelen in de hemel.”

Nog niet eerder was er in het Oude Testament iemand, die het Zoonschap Gods heeft kunnen behalen. Jezus, zou de eerste zijn. Daarna, zouden velen volgen! (Joh.3:11). Daarom, grijp met wat u grijpen kan, dat is mijn roep tot de gemeente! “Doch allen, die hem aangenomen hebben, hun heeft hij macht gegeven om Zonen Gods te worden.” (Joh.1:12)

Deze macht is de Heilige Geest. Degene die zijn/haar hart bekeerd kan pas na de complete onderwaterdoop deze macht aangrijpen om, net als Jezus, ook uit de geest Wederom geboren te kunnen worden.
Zie daarover meer in: “De laatste Benjamin

===*===